Een sociale coöperatie in Gouda

27 februari 2020

In 2015 – op een werkbezoek aan Breda – werd ik enthousiast van wat een sociale coöperatie heet. Een groep mensen, sommigen met een bijstandsuitkering en anderen niet, sommigen met ervaring als ondernemer en anderen niet, werkten samen in een coöperatie.

Nu kende ik als notarieel jurist het begrip coöperatie wel, maar had van deze variant, sociale coöperatie, niet eerder gehoord. De coöperatie is een hele oude rechtsfiguur. Het is een soort vereniging (met leden, en een bestuur en een ledenvergadering) met als wezenskenmerk dat alle deelnemers/leden, bijvoorbeeld als “producent”, een bijdrage leveren aan de coöperatie in de vorm van arbeid/creativiteit/ondernemen om daarmee economische invloed en schaalvoordelen ten nutte van de coöperatie en haar leden te bewerkstelligen. Iedereen kent wel de boeren coöperaties of inkoopcombinaties als supermarkt de Co-op.

Maar een sociale coöperatie dus. Daar wilde ik het fijne van weten. In Gouda kon de uitvoering van de bijstand namelijk wel eens wat nieuws en onbekends gebruiken. We zaten midden in een discussie over aanpak van de sociale dienst en tijdens mijn inloopspreekuur kreeg ik ook geregeld de vraag wat de gemeente kon doen voor een voormalig beroepsfotograaf, kledingontwerper, broodbakker etc. Alleen maar op cursus CV-schrijven sturen ging t namelijk niet worden.

Met de inwerkingtreding van de Participatiewet kwam ook het zogenaamde “experimenteer-artikel”. PvdA Kamerlid John Kerstens had er persoonlijk bij de staatssecretaris (Jetta Klijnsma) voor gepleit om gemeenten meer vrijheid te geven bij de uitvoering van de Participatiewet, met als resultaat een amendement van Kerstens dat “experimenten” mogelijk maakte.

Interessant, dus op partijmomenten en zelf georganiseerde werkbezoeken heb ik herhaaldelijk met zowel Kerstens als Klijnsma gesproken om de mogelijkheden van een experiment op grond van de Participatiewet in Gouda te bekijken.

Dat viel niet mee. Op de eerste plaats door de manier waarop – niet vergeten, de VVD zat ook aan de knoppen – het wettelijk experiment bij AmvB enorm was ingeperkt voor wat betreft omvang, duur en doel. Op de tweede plaats doordat een experiment volledig wetenschappelijk moest worden begeleid (Gouda heeft geen universiteit en ook geen toepasselijke HBO). En op de laatste plaats door de maximale reikwijdte van een experiment: essentiële onderdelen van het oorspronkelijke amendement Kerstens waren door regeringspartner VVD op cruciale onderdelen ingeperkt (men moest bijvoorbeeld te allen tijde aan re-integratieverplichting blijven werken, ook gedurende het experiment).

Alles afwegende, de gesprekken met Klijnsma en Kerstens waren fantastisch, alleen een experiment op grond van de Participatiewet ging t niet worden.

In de gemeenteraad gingen ondertussen ook steeds meer stemmen op om iets te regelen voor Gouda. Een soort regelvrije bijstand. Er werd zelfs even gesproken over een basisinkomen. Nu is dat laatste weer een geheel nieuw hoofdstuk. Daarover wellicht een andere keer.

Terug naar die regelvrije bijstand zoals de raad dat formuleerde. Er is goed over en weer over gesproken en het viel op dat dit werd gesteund door zowel links als rechts in de lokale politiek. Voor rechts appelleerde het aan “eigen keuzes maken” en “eigen verantwoordelijkheid” en voor links stond als een paal boven water “vertrouwen in de mens”, “waardigheid en zelfrespect” en voor iedereen was akkoord dat de gemeente de teugels iets zou laten vieren en niet betuttelend te werk zou gaan. Een motie werd met ruime meerderheid aangenomen.

Indachtig het werkbezoek aan Breda dacht ik meteen aan de figuur van de sociale coöperatie.

Wat was dat dan? Kort: deelnemers bestonden onder andere uit bijstandsgerechtigden die het leuk vonden om te “ondernemen” in de breedste zin van het woord. Als nagelstylist, taartenbakker, boekenschrijver, kapper, meubelmaker, boekhouder, adviseur etc etc. Een woningcorporatie had ruimte beschikbaar gesteld voor de ateliers, winkeltjes, behandelkamers, vergaderingen etc. Eenieder ontving een klein startkapitaal van de gemeente (paar honderd euro) en ambtenaren maar vooral ook vrijwilligers en oud-ondernemers hielpen mee om er een (commercieel) succes van te maken.

Wat werd verdiend met ondernemen, werd niet meteen gekort op de uitkering (inderdaad, men bleef voor het overgrote deel afhankelijk van de bijstand), maar ging naar de spaarpot van de coöperatie (een eigen rechtspersoon, dus met eigen middelen, zoals geld).

Eens in de zoveel tijd kwam het coöperatiebestuur bij elkaar om te besluiten wat er met het kapitaal gedaan zou worden. Zo werd geïnvesteerd in een professionele kappersstoel, goede stoffen om kleding te maken etc. De deelnemers bloeiden op, werden zelfverzekerder, konden steeds meer op eigen benen staan en een aantal wist op deze manier ook de bijstand te verlaten. Maar – en dat was de crux – dat was niet het doel op zich. Een mooie bijvangst, dat wel. Hoofddoel was weer meedoen en een eigen netwerk opbouwen en bezig zijn met datgene waar men goed in was.

Het heeft nog even geduurd (onder andere door een bestuurscrisis en verkiezingen en weer formeren) maar in Gouda gaat er nu ook een sociale coöperatie komen. Het college heeft daartoe september jl. besloten. De bespreking in de gemeenteraad verliep voortvarend en – met het groene licht van de raad – zitten we nu middenin het optuigen van de coöperatie. Daarbij zoeken we als vanzelfsprekend naar samenwerking met andere Goudse initiatieven. Cordaid/Memisa ondersteunt bij het juridisch vormgeven.

Als de basis staat, gaan we kandidaten selecteren. Uitgangspunt daarbij is mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. En – heel belangrijk – participeren staat voorop. Re-integreren op de arbeidsmarkt is niet per se het doel. Natuurlijk, als het de kandidaat past, zal niemand aarzelen, maar vooropstaat dat we in coöperatief verband willen werken aan zelfvertrouwen, eigenwaarde, doen waar je goed in bent, netwerk oppakken en geloof in de toekomst.

Iedereen doet mee!