20 mei 2014

“Het onbehagen van de Nederlander” Column Hans Slooter politiek café

Geachte toehoorders,

Ik voel mij vereerd dat ik vanavond in uw aanwezigheid mag zijn. Ik had, tot vorige week, niet verwacht dat ik ooit het woord zou mogen richten tot een groep PvdA getrouwen. Dankzij Mohammed Mohandis gaat het er toch van komen. Hij vroeg mij of ik vanavond het geluid wilde vertolken van de Nederlander die zich onbehaaglijk voelt bij het Europese gedachtegoed. Ik heb even nagedacht of ik de uitnodiging zou aannemen, en heb besloten om het te doen. Dat je dan vervolgens in het persbericht wordt aangekondigd als bekende Gouwenaar stemt licht tevree, maar ik vermoed dat, op een paar uitzonderingen na, niet zoveel mensen mij zullen kennen.

Ik zal mij even voorstellen: Ik ben Hans Slooter, 47 jaar, geboren en getogen Gouwenaar. Mohammed heeft mij mede gevraagd vanwege mijn voormalige werkzaamheden als programmeur bij het Verzetsmuseum Gouda. In die hoedanigheid verzorgde ik de lezingen, herdenkingen, festivals en manifestaties voor deze instelling. Veel memorabele momenten hebben zich in die jaren mogen afspelen in het museum, en ik ben nog steeds dankbaar dat ik daar deel van mocht uitmaken. Heden ten dage ben ik werkzaam als trouwambtenaar bij de gemeente Gouda, verder functioneer ik als museumdocent en rondleider bij het mooiste stadion van Nederland en ben ik freelancer. U kunt mij inhuren voor projecten en organisatorische activiteiten. Ik houd mij aanbevolen.

Laat ik naar het gestelde onderwerp gaan: Het onbehagen van de Nederlander ten opzichte van Europa en de demotivatie om te gaan stemmen bij de Europese verkiezingen.

Vooraleerst wil ik aangeven dat ik vind dat wij, als vrije Nederlanders, de morele verplichting hebben om te stemmen. Ook al staat het onderwerp nog zo ver van ons af. Als we later op de één of ander manier gevoelsmatig gekapitteld worden door de instanties (en dat geldt ook voor de landelijke-, provinciale- en gemeentelijke verkiezingen), dan kunnen we onszelf nooit verwijten dat we geen (tegen)stem hebben laten horen.

Toch zal waarschijnlijk maar een kleine 40 procent van de Nederlandse bevolking op 22 mei gebruik maken van deze grote verworvenheid om te mogen stemmen. Waarom???

Ik denk, en ik beschouw mezelf als een observant die misschien ook maar wat in het wilde weg staat te zwaaien, dat dat een aantal oorzaken heeft:

Als student geschiedenis aan de universiteit van Utrecht moesten wij tijdens de colleges met betrekking tot de geschiedenis van Nederland tussen 1450 en het heden een nu klassiek boek lezen van de wereldberoemde historicus Simon Schama. Schama publiceerde in 1988 een boek over, heel kort door de bocht, het ontstaan van het Nederlandse volkskarakter. De titel in het Engels luidde: The Embarrassment of riches. De Nederlandse vertaling dekt, en dat gebeurt zelden, nog meer de lading: Overvloed en onbehagen.

Schama beschrijft het ontstaan van ons kikkerland (een internationale kwalificatie die in het buitenland nog steeds opgeld doet). Aanvankelijk waren wij een land, bestaande uit een aantal boerendorpen, vissersplaatsen en havensteden zonder gemeenschappelijke taal, godsdienst of regering, dat altijd onderhorig was aan een grootmacht. In de veertiende eeuw was dat het Bourgondische rijk wat overliep in het Spaanse Rijk onder leiding van, in eerste instantie, Karel de Vijfde en later Filips de Tweede. Nederland (ook al heten wij toen nog niet zo) was aanvankelijk niet zo’n roerig landje. Wij waren meer een groep individuen, die in groepsverband, met ruilhandel probeerden een menswaardig bestaan te creëren. Wij dreven mee op het schip van die grootmacht. Wij waren een volk dat zijn onafhankelijkheid niet opzocht, maar opgedrongen kreeg door de meedogenloze Spaanse monarchie. Wij kwamen in opstand en dat leidde, uiteindelijk, tot een zelfstandige natie. Een natie die zichzelf opstootte in de vaart der volkeren. En dat bestendigde zich, onder meer, in de Gouden Eeuw. Dat laatste zorgde ervoor dat wij ook een trots volk werden, dat zich niet meer wilden knechten aan een grootmacht. Wij konden het zelf wel. En ook al werden wij na de Gouden Eeuw weer teruggezet in de landelijke pikorde, en kwam Nederland in de marge te staan van het wereldgebeuren, de trots bleef. Maar niet alleen de (trouwens heel vaak ontkende) trots is een diepgeworteld gegeven binnen ons volkskarakter, ook het individualisme heeft zich steeds dieper in ons gevestigd.

Als volk kunnen we nog steeds trots zijn als het Nederlands Elftal een prestatie van formaat levert, als onze schaatsers de gouden medailles aan één rijgen of als Ilse en Waylon een mooie tweede plaats halen bij het Eurovisiesongfestival. Aan de andere kant wordt onze trots ook vaak gekwetst en gebutst door het buitenland. Onlangs stond in de Times weer eens een artikel over Nederland. In dit stuk werd ons land op de, voor ons zo bekende wijze, gekenschetst. De portee: Nederland wil zo graag meedoen met de andere landen, maar wat stelt Nederland nou voor??? Het is het land van drugs en hoeren. Het land waar elke burger op de hoogte is van de meest perverse seksuele fantasieën, het land waar de mensen hun honden op straat laten poepen etc., etc. Zo’n land hoef je niet echt serieus te nemen. Laten we Nederland verre houden van de beschaafde grote mensen politiek. Nederland is in alles ‘double dutch’.

En dat voelt de Nederlander. Dat schaadt zijn eigendunk die toch al opgebouwd is op het eeuwenoude Calvinistische erfgoed van: ‘Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’. En dat zorgt voor een ingekeerdheid en individualisering, die zeker vanaf de jaren ’80 alleen maar groter is geworden. Men voelt steeds meer de behoefte om het stoepje voor het (eigen) huis schoon geboend en op orde te hebben, moreel gezien, men wil met een klein clubje getrouwen (familie, kerk, voetbalclub, vrienden) een bepaalde rust om zich heen creëren. Maar men wil niet gekoeioneerd worden door mensen die denken het beter voor hen te weten.

Nog even terug naar Schama: De titel ‘Overvloed en Onbehagen’ slaat op het feit dat de Nederlander in de Gouden Eeuw zich moest verzoenen met het dilemma: Hoe ga ik als goed Calvinist om met mijn rijkdom, hoe pas ik dat in in mijn persoonlijke leven. Een groot stuk opportunisme heeft geholpen om hen over dat dilemma heen te helpen. Maar anno 2014 kent de gemiddelde Nederlander dit dilemma niet meer. In ieder geval niet meer het gegeven van het overvloedige Het onbehagen groeit daarentegen met de dag. Misschien kunnen we zelfs stellen dat de vrees om de overvloed te verliezen de oorzaak van het onbehagen is.

We leven in de nadagen van de crisis. Volgens de opiniërende weekbladen gaan we langzaam voorwaarts. De bedrijven en banken laten steeds meer positieve geluiden horen. Zij weten dat zij dankzij allerhande reddingsoperaties en subsidies rustig verder kunnen varen op de maatschappelijke wereldzee. De bankiers en captains of industry kunnen rustig achterover leunen en denken: ‘Laat de boeren maar dorsen’. Maar we vergeten dat we, in Nederland, onder meer te maken hebben met een werkeloosheidscijfer van net onder de 700.000 medeburgers. En dan is dat cijfer nog gefingeerd, want we hebben ook een grote hoeveelheid ZZP’ers die geen opdrachten hebben en aangetrouwden en samenwonenden die zelf geen werk hebben, maar vanwege hun burgerlijke status, geen recht hebben op een uitkering. Deze mensen leven in een woestenij, soms materieel, vaker nog geestelijk. En dan ga je opzien naar boven, met de hoop dat het manna of meer recent, het Zweeds wittebrood uit de lucht zal vallen. En dat opzien gebeurt ook richting het gezag. De mensen die namens ons regeren. En dan kunnen de klappen bij de burger hard vallen. Zij zien op plaatselijk niveau dat er gekonkel is bij de formatie van een nieuw bestuurlijk college. Zij zien landelijk dat de ene partij een handeltje drijft met een andere partij, met als gevolg dat volgend jaar de allerrijksten een belastingverlaging tegemoet mogen zien, wat weer miljoenen kost. Zij zien op Europees niveau helemaal niet veel, alleen verneemt men dat men als land geld moet betalen, veel geld, om andere landen te redden die er jarenlang een vrolijke sirtaki janboel van hebben gemaakt, en dat omwille van een constellatie waarvan het belang en het voordeel voor veel burgers niet duidelijk is, die ver van hun bed staat. En dan heb ik het, in dit geval, over de gevoelens van de mensen die, buiten hun schuld, zonder werk en, in sommige gevallen, daardoor met grote schulden zitten. Mensen die zich grotelings in de steek gelaten voelen door de diverse overheden.

Maar hoe zit het met de werkende Nederlander?? De ondernemer?? De Volkskrant plaatste afgelopen zaterdag een artikel van Toine Heijmans met als titel: Waarom wij tegen Europa zijn. De ondertitel luidde: Ver weg van de burger – Inefficiënt – Te veel regels. Drie Nederlanders mochten hun mening geven over Europa. Eén van hen was Arie Paap, zelfstandig ondernemer met een eigen koeriersdienst in Zeewolde. Hij drijft handel met Nederlandse bedrijven maar verzorgt ook expedities naar Portugal, Hongarije, Frankrijk en Zweden.

‘Arie Paap ging naar Brussel om Europa te zien. Vorig jaar oktober: hij kreeg een rondleiding door het parlement. Hij wilde wel eens weten wat dat nou is daar: ‘Want als je erover praat, moet je ook weten, waarover je praat’. Wat hij zag: ‘Een enorme rommelige toestand van gangen en ramen, geen peil op te trekken. Alles heel groot, een geldverslindend gebeuren. Wat een luxueuze maaltijden je daar krijgt, jongejonge. Je ziet van die vergaderzalen, maar geen activiteit. Geen ambtenaren, geen parlementariërs. Alles is leeg. Dus je denkt: waar gebeurt het hier eigenlijk allemaal’. Zijn conclusie is duidelijk, zeker als hij kritiek levert tegen de rondleider, omtrent het Europees beleid: ‘Het is een droom die gedroomd moet worden, en daar mag je als gewone ondernemer met een koeriersdienst in Zeewolde geen kritiek op hebben’. ‘De grote fout’, zo stelt hij verder, ‘is het Verdrag van Maastricht geweest, in 1992. Ze hadden het alleen bij economische samenwerking moeten laten. Maar nee, vanaf dat moment ging Brussel zich met veel meer bemoeien, en nu ziet hij een ‘federaal Europa’ gloren, waar ze zich bezighouden met een verbod op de chocoladesigaretten. Daar gaat de Nederlandse soevereiniteit.’Tot zover Arie Paap uit Zeewolde.

Ook de Europese lijsttrekker voor de PvdA Paul Tang herkent en erkent deze problemen. In de Volkskrant van afgelopen dinsdag stelt hij dat Europa niet populair is, want, zo zegt hij: ‘het is nu een project voor de elite en de bedrijven’. Zijn ambitie: Brussel herkenbaar maken en de werkeloosheid oplossen’.

De Nederlander, met een minder glansrijke carrière en een minder financieel draagkrachtige beurs als Paul Tang, gelooft het allemaal wel. Hij weet dat Europa een log apparaat is met 107.000 zéér goed betaalde ambtenaren die ook nog eens om de zoveel tijd naar Straatsburg moeten verhuizen, omdat het zo hoort. Een apparaat waar het kapitalisme van de grote bedrijven meer zegeviert dan de parlementaire democratie en waar de baantjes via het kruiwagensysteem aan elkaar worden doorgegeven, en dit is iets wat Tang tot zijn spijt moet onderschrijven. Voor de gewone man is, onderhand, alles wat leiding geeft te vergelijken met een slang die alleen mensen zonder schoenen bijt.

Het is dan niet zo verwonderlijk dat het grootste deel van de Nederlanders thuis blijft op 22 mei. Als de prognose die RTV Noord Holland heeft gemaakt voor de opkomst voor de Europese verkiezingen binnen hun provincie een kleine maatstaf is voor heel het land, dan zal maar 39 % van de bevolking naar de stembus trekken.

En het gros van de Nederlanders……zij keren zich af van de politiek, verworden tot mokkende individuen, tellen hun knopen en wachten het WK voetbal af. Misschien hervinden we daar een stukje trots als volk, tegen het o zo boze buitenland.

Ik zei aan het begin van mijn voordracht dat ik een observant ben. Ik hoor en zie veel. Vooral tijdens de voorgesprekken met sommige echtparen of met sappelende voetbalfans in het mooiste stadion van Nederland, bespeur ik dat de nood hoog is. Niet alleen financieel, maar ook moreel. Men voelt zich in de steek gelaten. Hoe krijgen we de mensen weer zo betrokken en verenigd dat ze volgende keer wel gaan stemmen??

Ik denk dat we weer onderaan moeten beginnen, dus bij de gemeentes. Het is, in eerste instantie, de taak van de gemeentelijke politici om de schuwe niet-stemmers weer vertrouwen te geven. Zeker in deze tijd op het vlak van werk en educatie. Reik de mensen die het op dit moment het hardst nodig hebben de hand, in plaats van ze hardhandig in een hoek weg te duwen. Zeker bij de afdelingen Sociale Zaken van de diverse gemeenten valt, op dit vlak, veel te leren. Behandel mensen niet als nummers, als profiteurs, als werkonwilligen, als onderontwikkelde. De mensen aan de top vergeten maar al te vaak dat ze zelf, in veel gevallen, op hun plek zijn gekomen dankzij de firma Kruiwagen en Geluk. Op het moment dat de plaatselijke overheid het vertrouwen in zijn burger hersteld, dan zal de burger dat vertrouwen weer teruggeven in positief stemgedrag en participatie binnen de samenleving. Pas als deze eerste stap gezet is, pas dan kan de politiek zich gaan buigen over het verder enthousiasmeren van de burger met betrekking tot de provinciale-, landelijke- en uiteindelijk Europese politiek en wetgeving. Het is een lange weg die de politiek heeft te gaan, hij zal niet gemakkelijk zijn, want het vertrouwen terugwinnen van een groot deel van de samenleving is niet iets wat je in een handomdraai doet. Maar als je de burger weer aan je weet te binden dan zullen de revenuen groot zijn en zal men zelfs, uiteindelijk, de waarde en de waarden van de Europese Gemeenschap leren inzien. Dan zal, wat door velen nu wordt gezien als een log apparaat, met de woorden van de Oostenrijkse winnaar of winnares van het Europese Songfestival (het is maar hoe je het bekijkt), Europa herrijzen als een phoenix.

Ik dank u.